Sijs (cardeulis spinus)

Kwam de sijs tientallen jaren geleden alleen in noordelijke streken voor met Nederland als winter onderkomen is het tegenwoordig anders want het sijsje broed nu ook in ons land. Het vrouwtje bouwt het nest en het liefst zoekt zij daar een naaldbos voor. Het nest wordt gemaakt van takjes en bekleed met zachte materialen zoals mos. In april worden er ongeveer vijf eieren gelegd die wit van kleur zijn en met rode spikkeltjes.

Het vrouwtje neemt ook de taak op zich om de eitjes te bebroeden die na ongeveer veertien dagen uitkomen. De jonge sijsjes worden door beide ouders gevoed met allerlei kleine beestjes waarna zij na twee weken het nest verlaten. Na het uitvliegen van de jongen wordt er vaak nog een legsel uitgebroed. In de herfst sluiten zij zich bij anderen aan om verder naar het zuiden te trekken.

Omstreeks maart keren de vogels terug naar hun broedplaatsen. Bovenstaande foto is in maart genomen waarbij de sijs zich tegoed deed aan de pinda’s. Wat het voedsel betreft eten ze in de winter voornamelijk zaden maar ook pinda’s als die worden aan geboden. In de zomermaanden zijn ze vaak op zoek naar insecten.